Woord voor vandaag |
Dag: 090
Lezen: Johannes 14:1-14
Thema: Vader en Zoon …
Tekst voor vandaag: Johannes 14:9
HSV: [9] Jezus zei tegen hem: Ben Ik zo’n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? [1]Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; en hoe kunt u dan zeggen: Laat ons de Vader zien?
NBV21: [9] Jezus zei: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je Me niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien?
NBG: [9] Jezus zei tegen hem: ‘Filippus, ik ben al zo lang bij jullie. Ken je mij nog steeds niet? Jij zegt: ‘Laat ons de Vader zien.’ Maar als je mij gezien hebt, dan heb je ook de Vader gezien.
Aantekening bij: Johannes 14:8-11
Filippus vraagt blijkbaar om een soort verschijning van God. In het Oude Testament vroeg Mozes Gods heerlijkheid te mogen zien, en dat gebeurde ten dele (Exodus 33:18; vgl. Exodus 24:10). Ook Jesaja heeft een visioen van God gekregen (Jesaja 6:1; zie aantekening bij Johannes 12:41). Jezus is de grotere vervulling van deze beperkte oudtestamentische gebeurtenissen (zie ook Ezechiël 1:26-28). Overeenkomstig het Oude Testament wees Jezus de mogelijkheid van een rechtstreeks visioen van God van de hand (Johannes 5:37; 6:46; vgl. Johannes 1:18), maar nu verklaart Hij dat wie Hem gezien heeft, de Vader heeft gezien – een duidelijke verwijzing naar Zijn Godheid. Uit de vraag van Filippus blijkt dat hij nog niet heeft begrepen waarvoor Jezus is gekomen, nl. om de Vader te openbaren (Johannes 1:14-18).
Aantekeningen bij Johannes 12:41 > Dit zei jesaja. Dit vers is een sterk argument voor de stelling dat heel het boek Jesaja door één persoon is geschreven. Met ‘dit’ doelt Johannes op de beide teksten die hij citeert (Jesaja 53:1 en 6:10), maar waarschijnlijk ook op het verband waarin ze staan. Vermoedelijk bedoelt Johannes dat Jesaja zowel in de verhoogde Koning als in de lijdende Knecht van de Heere de heerlijkheid van Jezus zag.
[1] Johannes 10:[30] Ik en de Vader zijn Één.