Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

DEUTERONOMIUM 18:18-20 

DAG 31

LEZEN: DEUTERONOMIUM 18 : 14 -22

THEMA: Echte en valse profeten

(HSV) [18] Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, [1]en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken. [19] En met de man die niet naar Mijn woorden luistert, die Hij in Mijn Naam spreekt, zal het zó zijn: Ík zal rekenschap van hem eisen. [20] Maar[2] de profeet die overmoedig handelt door een woord in Mijn Naam te spreken dat Ik hem niet geboden heb te spreken, of die in de naam van andere goden spreekt, die profeet zal sterven.

(BGT) [18] Ik zal zorgen dat er bij hen profeten komen, profeten zoals jij. Ik zal tegen die profeten zeggen wat er gaat gebeuren. Zij zullen mijn woorden doorgeven aan het volk.  [19] En als iemand niet naar die woorden luistert, zal ik hem straffen! [20] Maar stel dat een profeet zegt dat hij namens mij spreekt, terwijl dat niet zo is. Of stel dat hij namens een andere god spreekt. Dan moet die profeet gedood worden.’

Aantekening

Deuteronomium 18 : 15 – 19  God belooft een lijn van profeten die namens Hem tot Israël zullen spreken (vgl. Jeremia 1:7, 9 m.b.t. de dienst van Jeremia). Dit gebeurt in het verlengde van de eerdergenoemde ambtsdragers (rechters, een koning, priesters). Mozes noemt zichzelf een ‘profeet’, het instrument waarmee God Zijn Woord aan Israël communiceert (vgl. Deuteronomium 18:19; Exodus 7:1). De heidenvolken luisteren o.a. naar waarzeggers (Deuteronomium 18:14); Israël moet luisteren naar Gods profeten en niet vertrouwen op heidense methoden van openbaring en leiding. de stem van de Heere. Zie Deuteronomium 5:23-28. een Profeet … zoals u (Deuteronomium 18:18). God belooft Israël steeds profeten. In de toekomst zal er een grote Profeet komen. In de 1e eeuw na Christus leefden de Joden in de verwachting van een laatste Profeet. De auteurs van het Nieuwe Testament identificeerden Jezus als deze Profeet (Handelingen 3:22-24; 7:37; vgl. Johannes 1:21).

Deuteronomium 18 : 20 – 22  Valse profeten moeten gedood worden (Deuteronomium 13:1-5), of zij nu spreken in de Naam van God of in de naam van andere goden. Een toetssteen voor een valse profeet is dit: als hij iets voorspelt en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan waren het niet de woorden van de Heere. Als de woorden van een profeet wel uitkomen, betekent dat echter niet automatisch dat hij Gods profeet is (zie Deuteronomium 13:1-5 en aantekening). Hier blijkt dat niet de grote Profeet bedoeld is, maar de opeenvolgende reeks profeten in Israël.

Profeet       Deuteronomium 18 : 15 – 18        (Uit de vrouwen Bijbel)

Hier wordt al de Profeet beloofd (vers 15 e.v.). Mozes kennen wij als pleitbezorger bij God en de brenger van Gods wetten. Daarmee is hij ook een profeet, en een voorloper van Jezus, Die de wet heeft vervuld. Omdat Hij dat heeft gedaan, veroordeelt de wet ons niet meer. Als je dat gelooft, ben je vrij.

Deuteronomium 13:[1] Als in uw midden een profeet opstaat of iemand die dromen heeft, en u een teken of wonder geeft, [2] en dat teken of dat wonder waarvan hij tot u gesproken had, komt en hij zegt: Laten we achter andere goden aan gaan, die u niet kent, en laten we die dienen, [3] luister dan niet naar de woorden van die profeet of naar hem die die dromen heeft! Want de HEERE, uw God, stelt u dan op de proef om te weten of u de HEERE, uw God, liefhebt met heel uw hart en met heel uw ziel. [4] Achter de HEERE, uw God, moet u aan gaan, Hem moet u vrezen, Zijn geboden moet u in acht nemen en Zijn stem gehoorzamen; Hem moet u dienen en u aan Hem vasthouden. [5] En die profeet of hij die die dromen heeft, moet gedood worden, omdat hij heeft opgeroepen afvallig te worden aan de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte heeft geleid en u uit het slavenhuis verlost heeft; en omdat hij u wilde afbrengen van de weg die de HEERE, uw God, u geboden heeft daarop te gaan. Zo moet u het kwaad uit uw midden wegdoen.

Aantekening bij Deuteronomium 13 

Deuteronomium 13:1 Veel van het recht in het Oude Testament is ‘jurisprudentierecht’, waarin specifieke situatie en de juiste reactie omschreven worden. Hier wordt elke situatie geïntroduceerd met Als (vers 1, 12) of ‘wanneer’ (vers 6). een profeet … of iemand die dromen heeft. Beiden pretenderen een gezaghebbende Goddelijke openbaring te hebben ontvangen.

Deuteronomium 13:2  In dit scenario moeten twee dingen gebeuren. Ten eerste: dat teken of dat wonder waarvan hij tot u gesproken had, komt. Een wonder of teken is op zichzelf nog geen bewijs dat het van God komt. Zij kunnen gedaan worden onder een andere kracht dan die van God (zie de Egyptische magiërs [bv. Exodus 7:22] en Simon de tovenaar [Handelingen 8:9]). Maar een voorspeld teken of wonder dat niet uitkomt, was een duidelijke indicatie dat het niet van de Heere kwam, en dat de spreker niet namens de Heere sprak (Deuteronomium 18:21-22). Het tweede criterium is dat de profeet zegt: Laten we achter andere goden aan gaan. Deze theologische test is essentieel.

Deuteronomium 13:3  Want de Heere, uw God, stelt u dan op de proef. De Heere test of het volk Hem trouw is door valse profeten te laten opdagen. De waarschuwing is dat vervulde wonderen en tekenen misleidend kunnen zijn, en als zij samengaan met valse leer, komen zij niet van de Heere*.

Deuteronomium 13:4  gaan … vrezen. Zie Deuteronomium 10:12-13, 20*.

Deuteronomium 13:5  Israël moet niet alleen weigeren te luisteren naar die profeet of hij die die dromen heeft, die persoon moet ook gedood worden. Hij heeft het eerste gebod verbroken, wat verduidelijkt wordt door de zinsnede Die u uit het land Egypte heeft geleid (zie Deuteronomium 5:6-7). Hoewel de profeet of hij die dromen heeft door God wordt gebruikt om Israël te testen, is zo iemand zelf niet onschuldig. het kwaad uit uw midden wegdoen. Zie Deuteronomium 17:7, 12; 19:19; 21:21; 22:21; 24:7 (in deze gevallen is de doodstraf geïmpliceerd). Zoals Israël alle heidenen in het land moet vernietigen, zo moeten zij ook afvallige Israëlieten uitroeien zoals zij een besmettelijke infectie zouden uitroeien (vgl. verbanning in 1 Korinthe 5:13). De doodstraf is daarom niet alleen om kwaad te vergelden, maar ook om de gemeenschap te beschermen.


[1]  Johannes 4:[25] De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de Messias komt (Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal zijn, zal Hij ons alles verkondigen.

[2]  Deuteronomium 13:[6] Wanneer uw broer, de zoon van uw moeder, of uw zoon, of uw dochter, of uw innig geliefde vrouw, of uw boezemvriend u in het geheim aanspoort door te zeggen: Laten we andere goden gaan dienen, die u niet kent, u niet en ook uw vaderen niet,

   Jeremia 14:[14] De HEERE zei tegen mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden, Ik heb hun geen opdracht gegeven en Ik heb niet tot hen gesproken. Zij profeteren u een leugenvisioen, waarzeggerij, holle praat en bedrog van hun eigen hart.

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

DEUTERONOMIUM 18:1-2

DAG 30

LEZEN: DEUTERONOMIUM 18 : 1 – 13

THEMA: Met grond zonder grond

(HSV) [1] De Levitische priesters, de hele stam Levi, mogen geen aandeel of erfbezit hebben samen met Israël; [1]de vuuroffers van de HEERE en Zijn erfelijk bezit mogen zij eten. [2] Daarom mag hij geen erfelijk bezit hebben te midden van zijn broeders;[2] de HEERE, Die is zijn erfelijk bezit, zoals Hij tot hem gesproken heeft.

(BGT) [1-2] De Levieten mogen werken als priester voor de Heer. Dat heeft hij hun beloofd. Zij kunnen leven van een deel van de offers die aan de Heer gebracht worden. De Levieten bezitten namelijk geen eigen grond, zoals de andere Israëlieten.

Aantekening

Deuteronomium 18 : 1 – 2  De levitische priesters zijn de volwassen mannen uit de hele stam Levi.Zij mogen geen erfdeel of grondbezit hebben. Zie Deuteronomium [3]12:12 en aantekening.de Heere, Die is zijn erfelijk bezit. Zie Numeri 18:20. Dit wijst op het voorrecht om de Heere te dienen in het centrale heiligdom en de bijbehorende zegen om voortdurend in Gods nabijheid en tegenwoordigheid te mogen verkeren.

Levi

Levi is voortgekomen uit bedrog. Hij is de derde zoon van Lea die door haar vader op een listige manier aan Jakob uitgehuwelijkt wordt. In het samengestelde gezin van deze aartsvader vormt hij met z’n volle broers Ruben, Simeon en Juda het oudste kwartet kinderen. Hij trekt vooral met Simeon op. Ze worden in de Bijbel nogal eens in één adem genoemd, en dan klinken hun namen niet al te positief. Het zijn broeders van het kwaad. Zij hebben ooit met voorbedachten rade de weerloze mannen van het stadje Sichem uit eerwraak vermoord en het vee gestolen (Genesis 34:25 en 28). Op dit gebeuren komt Jakob terug in de afscheidswoorden die hij op zijn sterfbed uitspreekt. Ook dan wordt Levi tegelijk met zijn broer Simeon genoemd. Jakob typeert hen als werktuigen van geweld omdat zij ontstoken zijn in woede en zich moedwillig vergrepen hebben aan een grote gemeenschap van jong en oud. Levi en zijn nakomelingen zullen daarom geen erfdeel krijgen in het Beloofde Land (Genesis 49:7). Dat maakt het wonder des te groter dat later juist zijn stam mag dienen in het heiligdom waar God woont. De Levieten krijgen een belangrijke taak in de dienst aan de HEERE, doordat ze tijdens de uittocht naar Kanaän niet meegedaan hebben aan de aanbidding van het gouden kalf (Exodus 32:25-26). De Levieten bezitten geen grond, maar krijgen wel 48 steden toegewezen, verspreid over heel Israël (Numeri 35:1-8). Zes daarvan zijn de zogeheten vrijsteden. Van Levi zelf weten we niet veel meer dan dat hij met z’n broers Jozef verkocht heeft aan Midianitische kooplieden en dat hij er jaren later bij was toen Jozef zich als onderkoning van Egypte bekendmaakte. Hij is daarna met de hele familie geëmigreerd naar Egypte, waar hij ook gestorven en begraven is (Genesis 46).   


[1]  Numeri 18:[20] Ook zei de HEERE tegen Aäron: U zult in hun land geen erfelijk bezit nemen, en u zult geen aandeel in het midden van hen hebben. Ik ben uw deel en erfelijk bezit, in het midden van de Israëlieten.

[2]  Deuteronomium 10:[9] Daarom heeft Levi geen aandeel of erfelijk bezit met zijn broeders; de HEERE Zelf is zijn erfelijk bezit, zoals de HEERE, uw God, tot hem gesproken heeft.

   1 Korinthe 9:[13] Weet u niet dat zij die de tempeldienst verrichten, van het heilige eten? En dat zij die steeds bij het altaar verkeren, hun deel ontvangen van de offers van het altaar?

[3]  Deuteronomium 12:[11b] Daarheen moet u alles brengen wat ik u gebied: uw brandoffers, uw slachtoffers, uw tienden, de hefoffers uit uw hand en heel de keur van uw gelofteoffers die u de HEERE belooft, (vervolg op pagina 2)

     [12] en daar zult u zich verblijden voor het aangezicht van de HEERE, uw God, u, uw zonen en uw dochters, uw slaven en uw slavinnen, en de Leviet die binnen uw poorten is, want hij heeft geen aandeel of erfelijk bezit samen met u.

     Aantekening bij vers 12:  verblijden. Zie vers 7 hoofdstuk 12, dat over gezinnen in het algemeen spreekt. Nu worden specifieke leden van de huishouding genoemd, waaronder slaven en slavinnen en de Leviet (bevolkingsgroepen die geen land bezaten). De Levieten waren verspreid over verschillende steden, ten dienste van de andere stammen. Zij bezaten geen land (aandeel of erfelijk bezit) en waren voor hun levensonderhoud afhankelijk van giften en offers (Deuteronomium 12:19; Numeri 26:62). Op deze manier was aanbidding een gezamenlijke verantwoordelijkheid en zorg.

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

DEUTERONOMIUM 17 : 14-15

DAG 29

LEZEN: DEUTERONOMIUM 17 : 14 – 20

THEMA: Koningswet

(HSV) [14] Wanneer u in het land komt dat de HEERE, uw God, u geeft, en u dat in bezit neemt en erin woont, en u dan zegt: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals al de volken die rondom mij zijn, [15] dan moet u voorzeker hem tot koning over u aanstellen die de HEERE, uw God, verkiezen zal. Uit het midden van uw broeders moet u een koning over u aanstellen; u mag geen buitenlander over u zetten, die uw broeder niet is.

(BGT) [14] Straks komen jullie in het land dat de Heer, je God, aan jullie zal geven. Jullie zullen het veroveren en er gaan wonen. Stel dat jullie dan zeggen: ‘Wij willen een koning, net als de volken om ons heen.’  [15] Dan is dat goed. Jullie mogen iemand koning maken die de Heer, jullie God, zal uitkiezen. Het moet wel iemand zijn van jullie eigen volk. Het mag niet iemand zijn uit een ander land of van een ander volk.

Aantekening

Deuteronomium 17 : 14 – 15  Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals al de volken. Zie 1 Samuël 8:5, 20. Het zal nog een aantal eeuwen duren voordat Israël een koning heeft. Toch biedt Deuteronomium al wetgeving voor die mogelijkheid. Het taalgebruik suggereert dat er tijd verstreken is: u dat (land) in bezit neemt en erin woont, en u dan zegt. Genesis 17:6 spreekt al profetisch over koningen die tot Abrahams nageslacht zullen behoren. die de Heere, uw God, verkiezen zal. Het volk vraagt om een koning, net als alle andere volken. God komt aan die wens tegemoet, maar staat er wel op dat Hij die koning zal uitkiezen. Toch lijkt het erop dat God het volk een rol wil laten spelen in de aanstelling van een koning. De koning moet uit het midden van uw broeders komen, oftewel een landgenoot zijn.

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

DEUTERONOMIUM 17:4-5 

DAG 28

LEZEN: DEUTERONOMIUM 17 : 2 – 13

THEMA: Vorm van proces

(HSV) [4] En zie, is het de waarheid, staat de zaak vast, is zo’n gruwelijke daad in Israël gedaan, [5] dan moet u die man of die vrouw die deze wandaad verricht heeft, naar buiten brengen, naar uw poorten, die man of die vrouw, en u moet hen met stenen stenigen, zodat zij sterven.

(BGT) [4] Stel dat het waar is wat je gehoord hebt. Stel dat er echt zoiets gebeurt in het land. [5] Dan moeten jullie die man of vrouw doden. Jullie moeten zo iemand buiten de stad brengen, en met stenen doodgooien.

Aantekening

Deuteronomium 17 : 4 – 5  goed onderzoeken. Vgl. Deuteronomium 13:14. In Deuteronomium 13:12-18 is de stad verleid tot afgoderij, hier betreft het een persoon. In Deuteronomium 13:15 moet men de stad slaan met het scherpte van het zwaard; hier moet men de persoon stenigen (zie Deuteronomium 13:10). Afgoderij verbreekt het eerste gebod, en dus staat er de doodstraf op. naar buiten … naar uw poorten. De doodstraf werd meestal buiten de poorten of buiten het kamp voltrokken, zoals ook bij de kruisiging van Jezus (Leviticus 24:14; Numeri 15:35; Hebreeën 13:11-13).

Man en Vrouw       Deuteronomium 17 : 5          (Uit de Vrouwen Bijbel)

Opmerkelijk dat in dit hoofdstuk man en vrouw in één adem worden genoemd. Dat gebeurt niet vaak. Het gaat dan ook om de ernstige zonde van afgoderij, die bestraft wordt met de doodstraf. Daarbij is er geen verschil tussen mannen en vrouwen. Laat dat verschil er ook niet zijn in het tegenovergestelde, namelijk het dien van God.

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

DEUTERONOMIUM 16:19 

DAG 27

LEZEN: DEUTERONOMIUM 16 : 18 – 17 : 1

THEMA: Recht

(HSV) [19] U mag het recht niet buigen. U mag [1]niet partijdig zijn en [2]geen geschenk aannemen, want een geschenk verblindt de ogen van wijzen en verdraait de woorden van rechtvaardigen.

(BGT) [19] De rechters moeten eerlijk rechtspreken, ze moeten iedereen gelijk behandelen. En ze mogen geen geschenken aannemen. Want zelfs wijze en eerlijke mensen gaan liegen als ze geschenken krijgen.

Aantekening

Deuteronomium 16 : 19  U mag het recht niet buigen. U mag niet partijdig zijn en geen geschenk aannemen. Het recht komt voort uit het wezen van God. Zie Deuteronomium 17:1 en aantekening bij Deuteronomium 1:16-17; zie ook 10:17; Exodus 23:3, 6-8.

Aantekening bij Deuteronomium 1 : 16 – 17  vreemdeling. Vreemdelingen waren niet-Israëlieten die in het land woonden en de heerschappij en de wet van Israël erkenden. Zij bezaten geen land en waren dus kwetsbaar voor onderdrukking. In Deuteronomium wordt telkens weer gesteld dat vreemdelingen dezelfde rechten hebben als Israëlieten (bv. Deuteronomium 10:19; 14:29; 16:11, 14; 24:14, 17, 19-21; 26:11-13; 27:19). U mag niet partijdig zijn in de rechtspraakOnpartijdigheid is een eerste vereiste voor goede rechtspraak en is een eigenschap van God Zelf (Deuteronomium 10:17).


[1]  Leviticus 19:[15] U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, u mag geen partij trekken voor de arme en de aanzienlijke niet voortrekken. Op rechtvaardige wijze moet u uw naaste oordelen.

   Deuteronomium 1:[17] U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn, want de rechtspraak behoort aan God. Maar de zaak die voor u te moeilijk is, moet u bij mij brengen en ik zal die aanhoren.

[2]  Exodus 23:[8] U mag geen geschenk aannemen, want het geschenk maakt zienden blind en verdraait de woorden van de rechtvaardigen.

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

PSALM 107 : 43

DAG 26

LEZEN: PSALM 107 : 23 – 43

THEMA: Zie jij het ook?

(HSV) [43] Wie is wijs? Laat hij op deze dingen letten, en de goedertierenheid van de HEERE aandachtig opnemen.

(BGT) [43] Wijze mensen zullen steeds denken aan de goedheid van de Heer. Zij weten: de Heer is trouw!

Psalm 107 : 43  Laat de wijze op deze dingen letten. Het laatste vers sluit met de uitnodiging aan ieder die wijs is (d.w.z. wie echt wil groeien in een heilig leven: zie de inleiding op Spreuken: Karaktetypen in Spreuken) op deze dingen te letten, in het bijzonder op de vele manieren waarop God Zijn goedertierenheid heeft getoond. Een dergelijke overdenking zal iemands wijsheid vermeerderen.

Wie is wijs?                  Psalm 107 : 40 – 43       (Uit de Vrouwen Bijbel)

Let goed op hoe God aan het werk is om je heen, is de boodschap van de Psalm.

Zie je wel dat Hij arme mensen bevrijdt uit hun angst? Zie je wel dat Hij ijdele mensen die zichzelf proberen te redden, laat verdwalen op hun eigen wegen? Wie ben jij?

__________________________________________________________

Karaktertypen in Spreuken

Om Spreuken goed te lezen, moet je een helder begrip hebben van de karaktertypen en van hun plaats in het boek. 

De meest uitgesproken karakters zijn de wijzen, de dwazen en de onverstandigen. Spreuken roept de lezers op wijs te zijn, d.w.z. Gods verbond te aanvaarden en dagelijks vanuit dat verbond te leven (vgl. Spreuken 2:2). De wijze heeft dat gedaan (vgl. Spreuken 10:1). Meestal richt Spreuken zich op degene die hierin al heel ver is en een voorbeeld is ter navolging (vgl. Spreuken 9:8b). 

De dwaas is hij die voortdurend Gods verbond weerstaat (vgl. Spreuken 1:7b). Spreuken gaat ervan uit dat ook onder Gods volk dwazen kunnen zijn. Er zijn drie Hebreeuwse woorden die met ‘dwaas’ vertaald worden (kesil, ‘ewil, nabal). Onderling is er weinig verschil. Dit soort mensen weerstaat zelfs het aanbod van vergeving dat in het verbond ligt (Spreuken 14:9; 15:8). Deze mensen hebben een slechte invloed (Spreuken13:20; 17:12) en geven hun ouders verdriet (Spreuken 10:1). Toch is er hoop voor hen (Spreuken 8:5). 

De onverstandige is hij die nergens stelling voor neemt, niet voor wijsheid en niet voor dwaasheid. Hij wordt gemakkelijk misleid (vgl. Spreuken 14:15). Zijn probleem is dat hij zijn best niet doet om wijsheid te verkrijgen en daarin te groeien.

Spreuken gebruikt ook andere uitdrukkingen, positieve (bv. rechtvaardig, oprecht, vlijtig, iemand met inzicht, verstandig, schrander) en negatieve (bv. goddeloos, lui, zonder verstand). Die duiden niet op weer andere groepen mensen. De termen hebben betrekking op dezelfde mensen, maar dan vanuit een andere gezichtshoek. De rechtvaardige is hij die het verbond heeft aanvaard, en die trouw is aan Gods wil; de wijze is diezelfde persoon, met inzicht in Gods wil; hij die schrander is, is weer dezelfde persoon, die bewust vanuit gehoorzaamheid leeft. Zo is ook de goddeloze degene die het verbond van God verwerpt, en die God weerstaat; de dwaas is diezelfde persoon, maar nu gezien vanuit de dwaze levensweg die hij heeft gekozen.

Het gebruik van verschillende termen die naar dezelfde persoon verwijzen, help de lezer de diverse vruchten van godsvrucht en goddeloosheid te onderscheiden.

Deze typen dienen gewoonlijk als uitvergroting, dat wil zeggen dat ze mensen ten voorbeeld stellen vanwege hun deugd of wijsheid of juist als verachtelijk bestempelen vanwege hun slechtheid. De literaire naam hiervoor is ‘karikatuur’: afbeelding van mensen met overdreven trekken om die gemakkelijk te kunnen herkennen. De positieve afbeeldingen dienen als ideaal voor de gelovigen, als voorbeeld voor hun gedrag en als hulp bij karaktervorming. De negatieve afbeeldingen zijn overdreven voorstellingen van hen die het verbond niet aanvaarden, zodat de gelovigen deze karaktertrekken in zichzelf kunnen herkennen en daarvan wegvluchten.

Er zijn gradaties in de negatieve terminologie. De spotter is erger dan een dwaas (Spreuken 21:24). Voor degene die wijs is in zijn eigen ogen is er bijna geen hoop (vgl. Spreuken 26:12). Het verschil ligt in de mate van hardleersheid (de grote zonde in Spreuken). De onverstandige is daarin minder erg dan de dwaas. Het Oude Testament noemt dergelijke mensen ‘onbesneden’ van hart, in de christelijke theologie heet dat: ‘niet wedergeboren’.

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

PSALM 107 : 6 

DAG 25

LEZEN: PSALM 107 : 1 – 22

THEMA: God is Trouw

(HSV) [6] Maar toen zij in hun benauwdheid tot de HEERE riepen, redde Hij hen uit hun angsten.

(BGT) [6] Ze waren bang, ze riepen naar de Heer. En hij bevrijdde hen uit het gevaar.

Aantekening

Psalm 107  Deze Psalm is de eerste in het vijfde deel, van het Boek der Psalmen. Dit vijfde boek (Psalm 107 – 150) bestaat uit 28 Psalmen van onbekende dichters, 15 van David en 1 van Salomo. Men noemt het het boek van de feestliederen. In deze psalm herkennen we vier groepen: zij die dwaalden, zij die in duisternis zaten, zij die gekweld werden en zij die met schepen op de zee varen.

Psalm 107 : 4 – 9  Eerste groep: zij dwaalden in dorre plaatsen. Dit is de eerste groep van degenen die uit het land verdreven werden als gevolg van de ballingschap: Er waren er die dwaalden in de woestijn, op een weg door de wildernis, zoals de woestijn Sinaï (vgl. Psalm 106:14; Deuteronomium 32:10). een stad om te wonen vonden zij niet. Hun echte thuis was het Beloofde Land, maar God had hen weggezonden. Toen zij tot de Heere riepen, redde God hen en Hij bracht hen naar een stad … om te wonen (Psalm 107:7, een antwoord op vers 4). De juiste reactie is voor hen de Heere te loven om Zijn goedertierenheid. De Heere heeft in het verleden wonderen gedaan voor Zijn volk (vgl. Psalm 105:2; 106:7, 22), en de terugkeer van Juda naar Jeruzalem na de ballingschap is een hoogtepunt. Hoewel dit op de gehele gemeente slaat, heeft Hij ook de dorstige ziel verzadigd, d.w.z. de afzonderlijke leden van de teruggekeerde gemeenschap die Gods genade erkennen in hun eigen leven.

Overwonnen angst                Psalm 107 : 6       (Uit de Vrouwen Bijbel)Net als in deze psalm zijn er veel situaties in een mensenleven denkbaar waarin de tegenslagen zo groot zijn, dat je het er benauwd van krijgt. Het enige wat helpt is God erbij roepen. Hij weet raad met

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

MARKUS 1 : 28 

DAG 24

LEZEN: MARKUS 1 : 21 – 34

THEMA: Doorvertellen

(HSV) [28] En het gerucht over Hem verspreidde zich meteen in heel de omgeving van Galilea.

(BGT) [28] En het nieuws over Jezus werd al snel bekend in heel Galilea.

Aantekening

Markus 1 : 26 – 28  zij waren allen verbaasd. Het uitwerpen van deze demon bekrachtigt Jezus’ gezag om onderwijs te geven Zie aantekening bij Mattheüs 12:27, 28, 29.

Aantekening bij:

Mattheüs 12:27 uw zonen waren mogelijk bekenden of leerlingen van de Farizeeën. In buitenbijbelse Joodse literatuur staan verhalen over vreemde rituelen om boze geesten uit te drijven, maar het is duidelijk of die hielpen (zie Handelingen 19:13-16). Uit verbazing van de menigte in Lukas 4:36 blijkt dat uitdrijving van boze geesten ‘met een enkel woord’ door Jezes ongekend was (Mattheüs 8:16). In het Oude Testament staat niets over mensen die boze geesten uitdreven (maar zie 1 Samuel 16:14-23). 

Mattheüs 12:28  als ik door de Geest van God de demonen uitdrijf. Jezus’ verbazingwekkende macht over de boze geesten kwam van de Heilige Geest, Die door Hem werkte (vgl. Mattheüs 3:16). Het koninkrijk van God is door Jezus’ werk opgericht, maar nog niet helemaal gereed. ‘Koninkrijk van God’ komt slechts vijf keer voor bij Mattheüs tegenover 32 keer ‘het Koninkrijk der hemelen’, dat nergens in andere evangeliën genoemd wordt. Jezus is niet alleen de Zoon van David (Mattheüs 12:23), maar ook de Koning Die met de macht van Gods Koninkrijk heerst over de satan en zijn engelen, en met die veel grotere macht het rijk van de satan overwint (zie Jesaja 59:17; Efeze 6:10-20; Openbaring 19:11-21).

Mattheüs 12:29  Omdat Jezus de satan (de sterke) had gebonden, kon Hij boze geesten uitdrijven. Al door Zijn overwinning op satan tijdens Zijn verzoeking in de woestijn (Mattheüs 4:1-11) liet Jezus zien dat de satan machteloos was, die niet kon voorkomen dat Jezus de blijde boodschap van het Koninkrijk verkondigde en dat Hij Zich in zijn werk en woord openbaarde. Het huis van de satan is de zondige wereld, waarover hij tot de komst van Christus zo machtig heerste. Maar Jezus kwam zijn huisraad roven en bevrijdde het volk voor het Koninkrijk van God (zie Kolossenzen 1:13).

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

MARKUS 1 : 17  

DAG 23

LEZEN: MARKUS 1 : 14 – 20

THEMA: Spreken met gezag

(HSV) [17] En Jezus zei tegen hen: Kom achter Mij aan, en Ik zal maken dat u vissers [1]van mensen wordt.

(BGT) [17] Jezus zei tegen hen: ‘Kom, ga met mij mee. Ik zal jullie leren om mensen te vangen in plaats van vissen.’

Aantekening

Markus 1 : 17  Jezus roept Zijn discipelen op om vissers van mensen te zijn. Deze opdracht zullen ze kunnen vervullen als ze doorlopend gemeenschap met Hem hebben en de taak uitvoeren die Hij hun geeft (Markus 3:14). In Jezus’ uitdrukking klinkt Jeremia 16:15-17 door, waar ‘vissers’ en ‘Jagers’ van mensen het volk van God na het oordeel bij de afgoden vandaan terugroepen naar God. Dat roepen vindt plaats in het kader van hun reiniging (Jeremia 16:17) en zal ook heidenvolken omvatten (Jeremia 16:19).

Volgen                Markus 1 : 16 – 20                (Uit de Vrouwen Bijbel)

Jezus roept Zijn eigen volgelingen. Hij wacht niet tot zij Hem gaan zoeken. Roept Hij hier mensen met aanzien om Hem te volgen? Nee, Hij roept vissers, eenvoudige mensen. Je werk of je positie in de maatschappij doet er niets toe. De Heiland zoekt in onverklaarbare liefde verloren mensen. Hij roept ook jou heel persoonlijk om Hem te volgen. Wat zou jij achter je moeten laten om te dienen in Zijn Koninkrijk? 


[1]  Jeremia 16:[16] Zie, Ik ga boden tot vele vissers zenden, spreekt de HEERE, dat zij hen moeten opvissen. En daarna zend Ik boden tot vele jagers, dat die hen moeten opjagen van elke berg en van elke heuvel, en uit de kloven van de rotsen.

   Ezechiël 47:[10] Verder zal het gebeuren dat er vissers langs zullen staan vanaf Engedi tot En-Eglaïm. Er zullen droogplaatsen voor sleepnetten zijn. Hun vis zal van elke soort zijn, zeer talrijk, zoals de vis in de Grote Zee.

Tekst voor Vandaag

TEKST VOOR VANDAAG

MARKUS 1 : 10 – 11

DAG 22

LEZEN: MARKUS 1 : 1 – 13

THEMA: Over de Vader, de Zoon en de Geest

(HSV) [10] [1]En meteen toen Hij uit het water opkwam, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich neerdalen. [11] En er kwam een stem uit de hemelen: [2]U bent Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!

(BGT) [10] Zodra Jezus weer uit het water kwam, zag hij dat de hemel openging. Uit de hemel kwam de Geest naar Jezus toe. Hij kwam naar beneden als een duif.  [11] En Gods stem klonk uit de hemel: ‘Jij alleen bent mijn Zoon. Mijn liefde voor jou is groot.’

Aantekening

Markus 1 : 10 – 11  meteen (Grieks eùthus) is een geliefde term van Markus, die 40 keer bij hem voorkomt. Het heeft een gevoelswaarde van urgentie. Hij gebruikt het vaak bij een nieuw voorval of een verrassende wending. Bij Jezus’ doop daalt de Geest van God op Hem neer (zie aantekening bij Mattheüs [3]3:16; Lukas 3:22). Zo wordt Hem een unieke dienst opgedragen (vgl. Jesaja 11:2; 42:1; 61:1). Markus’ toespelingen op het Oude Testament hebben betrekking op Jezus’ verklaring dat Hij de Zoon van God is (Psalm 2:7) en de Knecht van God (Jesaja 42:1). En de hemelse stem bevestigt dat Hij de eeuwig geliefde Zoon van God is (zie aantekening bij Mattheüs [4]3:17). Let erop dat alle drie Personen van de Godheid, de Geest, De Vader en de Zoon, hierbij betrokken zijn.

Verwijzing uit de Verwijs Bijbel bij vers 10:  Jesaja 64:[1] Och, dat U de hemel zou openscheuren, dat U zou neerdalen, dat de bergen voor Uw aangezicht zouden wegsmelten, [2] zoals vuur kreupelhout aansteekt, en vuur het water laat opborrelen, om Uw Naam aan Uw tegenstanders bekend te maken! Laat zo de heidenvolken voor Uw aangezicht sidderen. [3] Toen U ontzagwekkende dingen deed, die wij niet verwachtten, daalde U neer; voor Uw aangezicht smolten de bergen weg.

Titel

Markus is het oudste en kortste evangelie. De auteur probeert zijn lezers enthousiast te maken door het vertellen van het Evangelie over Jezus. Naast onderwijs in vooral korte verhalen staan de wonderen en tekenen die Jezus heeft gedaan centraal. In het Markusevangelie wordt Jezus beschreven als de lijdende Dienstknecht, de Zoon des mensen. 

(Markus 10:[45] Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen.)


[1]  Mattheüs 3:[16] En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen. [17] En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!

   Lukas 3:[21] En het geschiedde, toen al het volk gedoopt was, en Jezus ook gedoopt was en aan het bidden was, dat de hemel geopend werd,

    [22] en dat de Heilige Geest op Hem neerdaalde in lichamelijke gedaante als een duif. En er kwam een stem uit de hemel die zei: U bent Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen!

   Johannes 1:[32] En Johannes getuigde: Ik heb de Geest zien neerdalen uit de hemel als een duif, en Hij bleef op Hem.

[2]  Psalm 2:7; Jesaja 42:1; Mattheüs 3:17; 17:5; Markus 9:7; Lukas 3:22; 9:35; Kolossenzen 1:13; 2 Petrus 1:17 

[3]  Aantekening Mattheüs 3:16  De Geest van God zalft Jezus als de Koning en de Messias van Israël en bestempelt Hem als Gods rechtvaardige ‘Knecht’ (vgl. Jesaja 42:1).

   Lukas 3:[22] en dat de Heilige Geest op Hem neerdaalde in lichamelijke gedaante als een duif. En er kwam een stem uit de hemel die zei: U bent Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen! 

[4]  Mattheüs 3:[17] En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!

   Aantekening: De stem uit de hemelen bevestigt de eeuwige, Goddelijke liefde tussen de Zoon en de Vader, maar ook Jezus als de Messiaanse Zoon van God (Psalm 2:7). Deze geliefde Zoon is de zegevierende Messiaanse Koning, maar ook de nederige ‘Knecht’ in Wiens handen de Vader met welbehagen de opdracht legt om verlossing aan de volken te brengen (Jesaja 42:1-4).