Tekst van de dag Tweestrijd
Lezen: Romeinen 7 : 13 – 25
Donderdag 25 Juni 2020 Romeinen 7 : 19
Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
(BGT) Want mensen willen wel het goede doen, maar het lukt ze niet. Ze doen juist de slechte dingen, die ze niet willen doen.
Aantekening
Romeinen 7 : 13 – 26 > Als de wet zelf geen zonde is, is de goede wet dan verantwoordelijk voor de dood? Paulus stelt dat de fout bij de zonde ligt, niet bij de wet. Door de wet wordt duidelijk hoe verschrikkelijk de zonde is, en de wet wordt in ere hersteld als goed. Dit gedeelte kan worden onderverdeeld in vers 14-17, 18-20 en 21-26. Er is een voortgaande discussie over de vraag of Paulus hier gelovigen of ongelovigen beschrijft. Beide kampen geven goede argumenten, maar de visie die het meest wordt aangehangen is dat Paulus het hier met name heeft over gelovigen – Augustinus hing deze visie aan en zij werd door de Reformatie opnieuw bevestigd.
Argumenten voor deze visie zijn:
- de overgang naar de tegenwoordige tijd,
- ongelovigen verlangen er niet zo intens naar om Gods wet te houden (vers 21);
- het onderscheid tussen de ‘ik’ en het ‘vlees’ (vers 18);
- het zich verheugen in de Gods wet (vers 22);
- de verlossing van het zondige lichaam zal in de toekomst plaatsvinden (vers 24 Romeinen 8:10, 11, 23);
- de spanning tussen goed en kwaad in de afsluitende opmerking Romeinen 7:26; en
- het feit dat christenen reeds gerechtvaardigd zijn in Christus, maar nog niet volmaakt tot de dag van verlossing.
Een tweede standpunt is dat Paulus verwijst naar ongelovigen. Dat standpunt wordt minder aangehangen, maar toch wordt deze visie door een aantal theologen ondersteund.
Argumenten voor deze visie zijn:
- de structuur van het gedeelte (verzen 7-26 komt overeen met het leven van de onbekeerde die in vers 5 al wordt genoemd, terwijl Romeinen 8:1-17 past bij het leven van gelovigen die genoemd worden in Romeinen 7:6);
- de Heilige Geest wordt niet genoemd in vers 13-26, maar er wordt 20 keer naar verwezen in hoofdstuk 8;
- stellen dat christenen ‘verkocht onder de zonde’ (Romeinen 7:14) en ‘gevangene van de wet van de zonde’ zijn (vers 23), staat op gespannen voet met hoofdstuk 6 en 8, waar wordt gezegd dat de gelovige vrij zijn van de slavernij van zonde;
- de suggestie dat de tegenwoordige tijd niet de tegenwoordige tijd aangeeft, maar de geestelijke staat van Paulus toen hij onbekeerd was;
- het verlangen om Gods wet te houden reflecteert de manier van denken van een religieuze jood die moreel goed wil leven (zoals deze verzen benadrukken, kunnen zulke mensen de wet niet houden); en
- het openingsvers van het gedeelte (vers 13) maakt duidelijk hoe de wet de dood teweegbracht voor Paulus als ongelovige.
Aanhangers van de verschillende visies zijn het erover eens dat (1) christenen heel hun leven met de zonde blijven worstelen (zie Galaten 5:17; 1 Johannes 1:8-9); en (2) christenen heel hun leven moeten kunnen blijven groeien en zouden moeten blijven groeien heiliging door de kracht van de Heilige Geest Die in hen woont (Romeinen 8:2, 4, 9, 13-14).
Aanhangers van de eerste uitleg zien dit gedeelte meestal als de beschrijving van Paulus’ eigen ervaring van christenen in het algemeen. Hoewel christenen vrij zijn van de veroordeling van de wet, woont de zonde nog steeds in hen, en alle echte christenen (Paulus inclusief) moeten zich er terdege van bewust zijn in welke mate ze tekortschieten ten opzichte van Gods absolute standaard van rechtvaardigheid. Zo roept Paulus uit: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?’ (Romeinen 7:24). Het antwoord volgt meteen: Degene Die christenen eens en voor altijd heeft verlost (zie Romeinen 4:2-25; 5:2, 9) en Degene Die hen dag na dag zal verlossen is ‘Jezus Christus, onze Heere’ (Romeinen 7:25). Zoals zo vaak voorkomt in Paulus’ brieven, benadrukt jij het ‘reeds’ aspect van de verlossing (gelovigen zijn gered) en het ‘nog niet’ aspect (gelovigen zullen uiteindelijk en voor eeuwig gered worden bij de wederkomst van Christus), en dat ze leven in de spanning tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’.
In het gedeelte dat hier meteen op volgt (Romeinen 8:1-11) laat Paulus zien dat christenen dagelijks worden gered van de innerlijke kracht van de zonde door:
- ‘niet naar het vlees te wandelen, maar naar de Geest’ (Romeinen 8:4);
- door ‘de dingen van het vlees’ niet te bedenken, maar ‘de dingen van de Geest’ (Romeinen 8:5);
- door de ‘Geest van God, Die in u woont’ (Romeinen 8:9, 11).
Goede wet Romeinen 7 : 14 – 23 (Uit de Vrouwen Bijbel)
Naar het vlees’ betekent dat ons ‘grote ik’ centraal staat, in plaats van God en de naaste. We doen vaak zo jaloers, gierig, leugenachtig of trots, terwijl we anders zouden willen! Verstandelijk stem je in met de wet. Maar feitelijk leef je vaak egocentrisch. We hebben bevrijding nodig. Goddank, die is er, door Jezus Christus!