Tekst van de dag Nachtelijk gesprek
Lezen: Ruth 3 : 1 – 18
Zondag 31 Mei 2020 Ruth 3 : 8 – 11
En het gebeurde midden in de nacht dat de man schrok en om zich heen greep. En zie, er lag een vrouw aan zijn voeteneind. En hij zei: Wie bent u? En zij zei: Ik ben Ruth, uw dienares. Spreid uw vleugel over uw dienares uit, want u bent de losser. En hij zei: Gezegend bent u door de HEERE, mijn dochter! U hebt met deze laatste blijk van goedertierenheid van u de eerste nog overtroffen, doordat u geen jongemannen nagelopen bent, geen arme en geen rijke. En nu, mijn dochter, wees niet bevreesd. Alles wat u gezegd hebt, zal ik voor u doen, want ieder in de poort van mijn volk weet dat u een deugdelijke vrouw bent.
(BGT) Midden in de nacht schrok Boaz wakker. Hij draaide zich om en merkte dat er een vrouw aan zijn voeteneind lag. ‘Wie ben jij?’ riep hij. ‘Ik ben het, Ruth,’ antwoordde Ruth. ‘Mag ik bij u blijven? U bent familie van mijn gestorven man. Dan moet u toch voor mij en Noömi zorgen?’ ‘De Heer zal je gelukkig maken,’ zei Boaz. ‘Ik wist al dat je veel voor de familie doet. Maar nu wordt me dat nog duidelijker. Want je had best een andere man kunnen krijgen. Een jonge man, arm of rijk. Maar je komt naar mij. Wees niet bang, want ik zal alles doen wat je vraagt. Je bent een geweldige vrouw. Dat weet iedereen in de stad.
Aantekening
Ruth 3 : 9 > Ruth, uw dienares. Een dienstmaagd (Hebreeuws ‘amah’) had in tegenstelling tot een slavin (zie aantekening bij Ruth 2:13) recht op privileges van een Israëlitisch huishouden (zie bv. Exodus 20:10) en kon erfgenamen voortbrengen (zie Genesis 30:3-4, 9). uw vleugel. Ondanks dat dit een uitdrukking was voor ‘de rand van een gewaad’ – uitgespreid om haar te claimen als bruid – doet het hier denken aan de ‘vleugels’ van de Heere (Ruth 2:12). Zo vertoont Boaz het karakter van God. losser. Zie aantekening bij Ruth 3:12-13).
Aantekening bij Ruth 2 : 13 > genade vinden. Dit is Ruths tweede antwoord (zie aantekening bij Ruth 2:10). Getroost … naar het hart … gesproken. Boaz neemt Ruths angst en onzekerheid over het verkrijgen van voedsel weg (Genesis 50:21; Jesaja 40:2). Het soort dienares (Hebreeuws sjifchah) waarmee Ruth zich nederig vergelijkt, had beperkte rechten (vgl. Genesis 16:6; Leviticus 19:20).
Aantekening bij Ruth 2 : 10 > genade gevonden. Uit deze eerste woorden van Ruth aan Boaz (zie vers 13) blijkt haar dankbaarheid voor zijn gunsten en dat hij naar haar omziet. Zij vraagt zich af waarom Boaz handelt naar behoefte in plaats van naar haar status (zie aantekening bij vers 20). Ruth noemt zichzelf een buitenlandse, maar vanwege loyaliteit aan Naomi en aan de Heere is zij eerder een vreemdeling in hun midden, en zo iemand geniet diverse rechten gelijk aan die van een Israëliet.
Aantekening bij Ruth 2 : 20 > zijn goedertierenheid. In dit verhaal is Boaz de belichaming van Gods karakter – in het bijzonder Zijn goedertierenheid. Deze goedertierenheid is duidelijk zichtbaar in Ruth 2:8-9 en 14-16 als Boaz’ gulheid aa Ruth verder reikt dan zijn wettelijke verplichtingen. Ruth ontvangt Boaz’ goedertierenheid voor een vreemdeling en beleeft zo wat Israël als geheel, en elke trouwe Israëliet afzonderlijk, ontvangt van de Heere (vgl. Deuteronomium 7:7-9). Naomi’s zegen ziet uit naar de goedertierenheid aan de levenden – in een huwelijk (Deuteronomium 25:5-6; Ruth 4:10a, 13) – en aan de doden (Ruth 1:8) – door hun naam in stand te houden over hun erfelijk bezit (Ruth 4:5, 10b; Leviticus 25:23, 25). Nauw aan ons verwant … een van onze lossers. Boaz is noch het nauwst verwant noch de enige verwant van Naomi (zie aantekening bij Ruth 3:12-13). We zien hier twee zaken gecombineerd: het lossen van verwanten en het zwager huwelijk. Wat Ruth ‘overkwam’ (Ruth 2:3), blijkt nu voorzienigheid te zijn.
Aantekening bij Ruth 3 : 12 – 13 > nauwer verwant. De rangorde was als volgt: broer, oom, neef of verwant stamlid (Leviticus 25:48-49; Numeri 27:11). Het gebruik van dit woord voor losser (Hebreeuws, go’el) staat los van hoe het woord gebruikt wordt voor de Heere als Losser van Israël (bv. Exodus 6:5; 15:13; vgl. het nieuwtestamentische gebruik van ‘verlossing’). Boaz heeft enkel het recht om te lossen wanneer de andere losser niet geneigd is om te lossen (vgl. Deuteronomium 25:7-8). zo waar de Heere leeft. Een plechtige eed (vgl. Richteren 8:19; 1 Koningen 2:24).